23 - Let's get them all!
05-07-2021Deel I: Rush for the Thrush -
Gisteren werd voor veel mensen een droom waar: voet zetten op Tristan da Cunha. Afgezien van dit landentikken valt er ook nog wel wat te vogelen hier. De Tristan-groep bestaat uit 3 hoofdeilanden en wat kleinere satellieteilanden: Tristan da Cunha, Nightingale Island en Inaccessible Island zijn de hoofdeilanden. Elk hoofdeiland heeft zijn eigen soorten en we hebben het stoutmoedige plan opgevat om alle soorten te gaan zien.
Op Tristan zelf zit de Tristan Thrush, ondersoort eremita. Een soort die hoger op het eiland niet onalgemeen schijnt te zijn, maar we hebben noch de tijd, noch de toestemming om hogerop te klimmen. Het zal dus een Don Quichot actie worden in het lagere gedeelte. De Inezia groep is (zoals eigenlijk altijd tijdens deze trip) goed voorbereid en staat als eerste bij de zodiacs om aan land te gaan.
Na aankomst op Tristan snel naar het bord “Welcome to the remotest island” voor wat foto’s en dan snel per taxi(!) naar de Potato Patches in een poging de lijster te gaan zien. We splitsen ons op, de ene helft gaat bovenlangs, de andere helft onderlangs. Het is prachtig weer, we genieten met enorme teugen, maar wat er ook vliegt, geen Tristan Thrush. Ook de andere vogelaars van de boot laten zich niet zien, dus besluiten we de berg op te lopen tot zover we mogen komen, daar waar het schapengaas is.
Na een dik uur zoeken, gaan we daar uit elkaar in vier enkele eenheden. Willem (ja, hij weer) ziet een paar Gough Moorhens (hier geïntroduceerd) en we horen een zangvogel roepen (dat kan alleen de lijster zijn), maar zien doen we niets.
Op een gegeven moment wordt het tijd om terug te keren, dus ik geef over de radio aan dat ik vast terug ga lopen langs het hek, in de hoop daar wat te zien. Jan gaat met mij mee en we overleggen even of we links of rechts langs zullen gaan. “Tsjak” horen we achter ons, we draaien ons tegelijk om en roepen tegelijk: LIJSTER! Over de radio roepen we de anderen, en beneden op de weg weten we nog ėėn andere vogelaar te bereiken met gefluit en gezwaai. Uiteindelijk zullen zes mensen deze zeldzame ondersoort zien…..
Deel II: Bunting Hunting
Vanochtend was het weer nog steeds prima in orde, dus de landing bij Nightingale Island bleek mogelijk. Op dit eiland zitten drie soorten de we moeten zien om in de race te blijven om alle vogels van de Tristangroep te zien: Nightingale Bunting, Tristan Thrush (ondersoort procax) en de moeilijkste, Grosbeak Bunting. Deze laatste soort leeft hoog op Nightingale Island en er zijn maar heel weinig mensen die deze soort ooit gezien hebben. Als ik aan de lokale conservation officer, degene die altijd mee moet naar boven om de vogel te zien, vraag hoeveel mensen deze soort ooit gezien hebben, zegt hij “waarschijnlijk minder dan 100…”
Meestal zijn de landingen hier hooguit een uurtje, maar door al eerder deze week met de expeditieleider te overleggen, heb ik het voor elkaar gekregen dat we naar boven mogen, hij ziet het zelf ook wel zitten (hoewel hij uiteindelijk zelf niet naar boven zal gaan).
De weg naar boven is steil, glibberig en niet geheel zonder risico. De eerste 50 hoogtemeters zijn bijna loodrecht langs een touw en dan volgen twee kilometer met iets meer of minder stijging. Het pad is ongeveer anderhalve meter breed en letterlijk bezaaid met lijkjes van Broad-billed Prions die ten prooi zijn gevallen aan de Tristan Skuas. Ik vermoed dat we meer dan 1000 half opgepeuzelde prions hebben gezien, bijna een tapijt van deze onfortuinlijke vogels. Op het pad zitten af en toe ook jonge Atlantic Yellow-nosed Albatrossen, klaar om voor het eerst te gaan vliegen. Met hun snavels happen ze vervaarlijk naar iedereen die te dicht komt naar hun zin, maar er vallen geen slachtoffers.
De Tristan Thrush en de Nightingale Bunting hebben we inmiddels in grote aantallen gezien, soms op minder dan 1 meter afstand, deze vogels zijn niet aan mensen gewend. De Grosbeak Bunting echter is een ander verhaal. In het biotoop, halfhoge boompjes met een soort mini-kersen waar ze van eten, hebben we nog niets gezien.
Ik sluit de rij vogelaars, samen met de conservation officer en opeens zit de vogel daar: op twee meter, rustig poetsend en zich totaal niets van ons aantrekkend. Over de radio roep ik de anderen die inmiddels een paar minuten verderop lopen. Uiteindelijk zal iedereen die de weg naar boven genomen heeft, de vogel ook zien, waarmee het aantal mensen dat de vogel in levende lijve ooit gezien heeft, met ruim 30% is toegenomen….
Deel III: On the trail of the Rail
Er is in het blog van 2011 al veel geschreven over de bijkans mythische Inaccessible Flightless Rail, de kleinste niet-vliegende vogel ter wereld. De soort leeft op een eiland dat niet voor niets Inaccessable (ontoegankelijk) heet, is zeer klein, zeer zeldzaam en begeeft zich bij voorkeur op paadjes die volledig door gras overwoekerd zijn, niet bepaald een combinatie factoren die veel hoop geven op het zien van de soort. Enige voordeel is dat ook deze vogel in principe niet schuw is.
Bovenstaande is geschreven op weg van Nightingale naar Inaccessible in opperste euforie. Inmiddels is duidelijk geworden dat we niet aan land zullen gaan op Inaccessible. Er is een scoutingboot met 7 man aan boord gegaan en ėėn van hen (slechts ėėn, de opperwachtmeester van Tristan da Cunha wiens meest serieuze opgeloste misdaad waarschijnlijk twee opeenvolgende dagen van openbare dronkenschap is geweest) heeft geoordeeld dat het beter is niet aan land te gaan.
Ik kan er veel zinnen aan wijden, maar veranderen zal het niet. Op dit moment hebben we het vermogen tot relativeren nog niet teruggevonden, zelfs de imposante groep van ruim 100 Common Dolphins die volledig uit het water springend de boot lange tijd vergezelden, veranderde daar niets aan.
Vanaf de Plancius, 12º34” Westerlengte, 37º19” Zuiderbreedte
Pieter van der Luit
Geplaatst op: 19 april 2013